Nalatenschap / Erfenis in Spanje
Als de overledene een Nederlander is die in Spanje woonde of een tweede woning had, denken nabestaanden vaak dat zij in Spanje moeten beginnen met regelen van de nalatenschap. Dat lijkt logisch maar is het niet. Daardoor is veelal sprake van een ‘valse start’.
Beginnen bij de basis
Die basis is de wet. Een testament met daarin een ‘rechtskeuze voor Nederlands (erf)recht’ betekent dat de Nederlandse wet geldt voor de nalatenschap en niet de Spaanse. Het betekent ook dat de woorden van het testament moeten aansluiten bij Nederlandse wettelijke bepalingen en niet bij de Spaanse. Het betekent ook dat rechten (en verplichtingen) van erfgenamen, de echtgenoot, de kinderen, de executeur etc. een uitvloeisel zijn van de Nederlandse wet én het testament, en niet van de Spaanse wet.
In Spanje beginnen met het ‘regelen’ van de nalatenschap is alleen daarom al niet logisch. Wie in Spanje kent de Nederlandse wet? Dat logische begin ligt ‘gewoon’ bij de Nederlandse notaris. Juridisch inhoudelijk is zijn conclusie – vastgelegd in een ‘erfrechtverklaring’ – het enige wat Spaanse instanties hoeven te lezen. Dat is altijd de eerste stap! Zelfs als tot de nalatenschap van de overleden Nederlander geen Nederlandse eigendommen behoren.
Als iemand overlijdt zijn er personen die erven. De rechten (en verplichtingen) van deze personen in de erfenis volgen uit het testament en/of de wet. Een Nederlander in Spanje die goed is voorgelicht kiest voor de Nederlandse wet door zijn testament te beginnen met een rechtskeuze voor het Nederlandse erfrecht. De Spaanse wet is dan buiten werking gesteld. Vervolgens zorgt hij dat de verdere inhoud naadloos aansluit bij de Nederlandse wettelijke bepalingen en uiteraard bij zijn wensen. Alleen dan heeft hij zekerheid dat de rechtsgevolgen van zijn overlijden zullen overeenkomen met zijn ‘uiterste wil’. Dit aspect moet niet worden onderschat. Dit is de basis van alles.
Uitvoeren is wat anders dan adviseren
In tegenstelling tot de Spaanse wet kent Nederlandse wet relatief weinig ‘dwingende bepalingen’ met betrekking tot een erfenis. Dit geeft de Nederlander in zijn testament zeer veel vrijheid om ‘zijn eigen plan te trekken’. Daarin is de Nederlandse erfwetgeving Europees gezien uniek. Vandaar ook het Nederlandse woord ‘nalatenschapsplanning’. Die planning vindt voor een belangrijk deel pas plaats ná het overlijden.
Testamenten bevatten daarom in Nederland vaak uitgebreide keuzeregelingen, waarmee nabestaanden kunnen inspelen op de omstandigheden op het moment dat het overlijden plaatsvindt en daarmee hun voordeel mee kunnen doen. Dat kunnen feitelijke omstandigheden zijn, zoals bij een of meer gezinsleden. Maar het kunnen ook fiscale omstandigheden zijn, omdat met bepaalde keuzes alsdan (of in de toekomst) meer belastingen kunnen worden bespaard dan met andere keuzes.
In Spanje is men daarentegen gewend aan korte simpele testamenten. Reden: in de Spaanse wet ligt namelijk zo goed als alles al vast. Spaans erfrecht is grotendeels ‘dwingend recht’. Er valt weinig te kiezen. Het testament kan er weinig aan veranderen. Dat vinden we in Spanje terug bij de uitvoerders. Er vindt geen planning plaats voorafgaande én na het overlijden. Begeleiders zijn daarom niet gewend om cliënten te adviseren bij het maken van keuzes als het gaat om het regelen van de erfenis. Niet gewend om voor hen de gevolgen die horen bij elk van die keuzemogelijkheden, op de korte en langere termijn, in beeld te brengen. Bij een Nederlandse nalatenschap zou dat wel moeten, te meer als het gaat om bezit in Spanje. De feitelijke en fiscale omstandigheden zijn dan immers nog complexer en verstandige keuzes kunnen het verschil maken. Dat heet ‘adviseren’. Dat is wat anders dan simpelweg ‘uitvoeren’. Als het plan er is, is de uitvoering een klein kunstje.