Nalatenschapsplanning en sociale zekerheid
- On 9 april 2015
Publicatiedatum 22 oktober 2013
De particulier die vermogen heeft en dit bij leven of na zijn dood wil doorschuiven naar zijn kinderen zonder dat er ‘onderweg’ te veel aan de staats-strijkstok blijft hangen, moet van vele markten thuis zijn. Zo is niet alleen de fiscus erop uit om een graantje mee te pikken van het eerder al meerdere malen belaste vermogen. Ook situaties waarin een (toekomstige) erfgenaam wel eens een beroep zou moeten gaan doen of gedaan heeft op een sociale zekerheidsvoorziening kunnen voor de nalatenschapsplanning zéér relevant zijn als de doelstelling is het vermogen zo min mogelijk bij de staat te laten terechtkomen. Het pallet aan praktijkmogelijkheden is zeer divers. Ik illustreer het onderwerp daarom maar met een praktijkvoorbeeld.
De Wet Werk en Bijstand (WWB)
Zeer grof samengevat komt het stelsel van de WWB erop neer dat een in Nederland wonende Nederlander recht heeft op bijstand als deze niet over de middelen beschikt om te voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan. Tot ‘middelen’ worden in beginsel alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend. Het vermogensbegrip in de wet kent een aantal vrijlatingen waarvan de bekendste zijn het bij aanvang van de bijstand aanwezige bescheiden vermogen (in 2013 maximaal € 5.795 of € 11.590) en de vrijlating voor vermogen dat gebonden is in de woning van de bijstandsgerechtigde. Voor deze woninggebonden vrijlating geldt in 2013 een bovengrens van € 48.900.
De opdracht aan de nalatenschapsplanner (notaris)
In het geval een kind in een bijstandssituatie is beland dan wel dreigt te belanden wordt van de planner vaak een oplossing gevraagd waarin (toch) vermogen naar dit kind kan worden doorgeschoven, zonder dat dit ertoe leidt dat de door het kind geïnde bijstandsuitkeringen nu of later op het dit vermogen kunnen worden verhaald. Een behoorlijke uitdaging voor de planner kan ik u vertellen. Hij zou zich daarbij bijvoorbeeld kunnen focussen op die woninggebonden vrijlating en de invulling van het woningbegrip in dit kader. Met andere woorden: wanneer kwalificeert het doorgeschoven vermogen nog als woning?
Voorbeeld van een creatieve oplossing
In een concreet geval zou het volgende kunnen worden bedacht. Ouders schenken hun woning in Nederland aan hun in Nederland wonende (bijstandsgerechtigde) kind. Ouders die méér dan 10 jaar zijn geëmigreerd naar Spanje kunnen immers hun Nederlandse vermogen vrijgesteld van schenkbelasting aan hun kinderen wegschenken, mits die kinderen zelf niet in Spanje wonen. Zonder nadere maatregelen is de waarde van de woning echter hoger dan het vrijgelaten woninggebonden vermogen. Die méérwaarde bevindt zich dan derhalve in de ´WWB-gevarenzone´. Om dit op te lossen behouden de ouders bij de schenking van de woning het vruchtgebruik van de woning voor. Omdat het kind nu geen volle eigendom verkrijgt, maar blote eigendom (eigendom ‘belast’ met vruchtgebruik), vertegenwoordigt de schenking een véél lagere waarde. Als die minderwaarde zodanig is dat het geschonkene daarmee binnen de grenzen van het woninggebonden vermogen blijft is de doelstelling deels bereikt. Terzijde: bij overlijden van de ouders ‘verdampt’ het vruchtgebruik, en wast de blote eigendom van het kind aan tot volle eigendom. Het voorbehouden van vruchtgebruik heeft echter weer een ander probleem doen ontstaan dat nog moet worden opgelost. Het vruchtgebruik voor de ouders impliceert immers dat het kind niet in het huis woont, hetgeen gebruikmaking van de woninggebonden vrijlating in de weg staat. Dit laatste obstakel wordt geruimd door het kind voor een bescheiden huurprijs een kamer in het huis te laten huren van zijn ouders.
Waarschuwing
“Don’t do this at home”. Een gelijkluidende constructie is onlangs – ondanks heftig protest van de gemeente – goedgekeurd door de Rechtbank en de Centrale Raad van Beroep. Omstandigheden kunnen echter veranderen en het is onduidelijk hoe dit soort planningsconstructies op lange(re) termijn (kunnen) uitpakken. Een voorbehoud is dan ook veelal op zijn plaats. Maar ja, wie een kind heeft die zich in een bijstandssituatie bevindt of zal gaan bevinden wil toch iets doen. Dat zal nog sterker het geval zijn als het een enig kind betreft.
mr. R.L. Zanardi, notaris en estate planner
0 Comments