De wil van stiefkinderen
- On 9 april 2015
Vóór 1 januari 2003 waren Nederlanders min of meer verplicht een langstlevende-testament te maken teneinde de langstlevende echtgenoot te beschermen tegen de erfrechtelijke aanspraken van kinderen. Met de invoering van het “nieuwe erfrecht” per 1 januari 2003 kwam hieraan – zo leek het (!)- een einde. Het langstlevende-testament werd als het ware in de wet opgenomen. De publiciteit rondom deze wetswijziging was zo doeltreffend dat er tot op de dag van vandaag nog steeds echtparen rondlopen die denken dat het maken van een langstlevende-testament volstrekt overbodig is. Er zijn echter een flink aantal redenen te noemen op grond waarvan het (alsnog) opstellen van een langstlevende-testament wellicht moet worden aanbevolen. Een van die redenen zal ik in deze bijdrage bespreken, te weten: er is sprake van stiefkinderen.
De in de wet opgenomen langstlevende regeling (hierna aangeduid met de term: “de wettelijke verdeling”) zorgt ervoor dat de langstlevende echtgenoot automatisch alle eigendommen (en alle eventuele schulden) verkrijgt die behoren tot de nalatenschap van de overleden echtgenoot. De kinderen verkrijgen hun erfdeel in het saldo van de nalatenschap in de vorm van een geldvordering op de langstlevende echtgenoot. Deze geldvordering is in beginsel pas opeisbaar bij overlijden van de langstlevende echtgenoot. Een soort “tegoedbon” dus. De wettelijke verdeling is automatisch van toepassing als het een echtpaar betreft dat géén testamenten heeft gemaakt.
De wettelijke verdeling is in dat geval ook automatisch van toepassing als één van echtgenoten niet de ouder is van de kinderen. Als dan de ouder van de kinderen als eerste overlijdt, verkrijgen de kinderen krachtens de wettelijke verdeling een “tegoedbon” op hun stiefouder. Dit kan ook heel goed de bedoeling van de overleden echtgenoot zijn geweest. Hij wilde zijn echtgenote immers verzorgd achterlaten door de aanspraken van zijn kinderen effectief uit te stellen tot het overlijden van zijn echtgenote.
De wettelijke verdeling is overigens niet slechts beschikbaar voor echtparen die géén testament hebben. De regeling kan ook in een testament worden bevestigd, zoals in het geval het testament nodig om ook andere bepalingen te kunnen opnemen. Er zit echter een adder onder het gras. De wetgever heeft namelijk gemeend kinderen te moeten beschermen tegen het “stieffamiliegevaar”. Alle (feitelijke) bezittingen van de eigen ouder verdwijnen door de wettelijke verdeling immers richting de stiefouder en daarmee uiteindelijk – althans, dit is niet onwaarschijnlijk – richting de stieffamilie (bij overlijden van de stiefouder). Ter bescherming van de kinderen op dit punt zijn de zogenaamde “wilsrechten” in de wet opgenomen. Deze “wilsrechten” houden in dat de kinderen hun “tegoedbon” onmiddellijk (na het overlijden van hun ouder) mogen verzilveren. Zij mogen namelijk van hun stiefouder verlangen dat hun geldvorderingen onmiddellijk worden uitgekeerd in de vorm van overdracht van bezittingen die oorspronkelijk eigendom waren van hun overleden ouder. Dit zou een belangrijke aantasting zijn van de wens de langstlevende verzorgd achter te laten. De wetgever heeft daarom tevens in de wet opgenomen dat de stiefouder op dit verlangen mag reageren met de mededeling dat zij van die bezittingen het vruchtgebruik mag voorbehouden. Het blijft echter nog steeds een behoorlijke aantasting van de positie van de langstlevende echtgenoot. Om maar wat voorbeelden te noemen: vruchtgebruik van een banksaldo, geeft slechts recht op de rente (niet op de hoofdsom); vruchtgebruik van een woning geeft slechts het recht om te wonen.
Veel Nederlanders die zich in de bedoelde situatie bevinden, en zich dit bewust zijn, vinden deze consequentie van de wettelijke verdeling onaanvaardbaar. Deze echtparen kiezen er vaak voor alsnog een langstlevende-testament te maken waarin de wettelijke verdeling weliswaar wordt bevestigd, maar de wilsrechten uitdrukkelijk uit die regeling worden geschrapt.
Wat ik hiermee wil zeggen is dit: het Nederlandse erfrecht is een fijnmazig geheel van rechtsregels, slechts te doorgronden door de professional, en een ongeluk zit in een klein hoekje. Ik heb het in mijn praktijk meegemaakt. De notaris maar één regeltje vergeten in het testament op te nemen… u raadt het al… de wilsrechten waren niet uitgesloten. De langstlevende echtgenote heeft de aanspraken van haar stiefkinderen (uit hoofde van hun “wilsrechten”) uiteindelijk moeten afkopen, een moeizaam proces. Neemt u het volgende van mij aan. De gemiddelde locale adviseur of Spaanse notaris had dit niet vergeten. Hij weet het namelijk niet! Laat het opmaken van uw testamenten over aan de professional!
0 Comments